Gal.3:6-13 De apostel Paulus laat in dit gedeelte zien dat starten met de Geest en eindigen met de wet niet de bedoelde levenswandel van de christen is. Al in het oude testament liet God zien dat Hij wil dat zijn kinderen leven uit geloof en niet door werken van de wet. Abraham werd al gerechtvaardigd vér voor de wet kwam. Daarbij komt dat geen mens door de wet gerechtvaardigd kan worden omdat men geen enkel gebod of verbod overtreden mag om rechtvaardig te zijn. De minste of geringste afwijking leidt onherroepelijk tot veroordeling. Hoe heerlijk is het dan te weten dat wij met Christus gestorven zijn die elke overtreding en elke zonde gedragen heeft. Daardoor mogen we in Hem ons door de Geest laten leiden.
In dit gedeelte behandelt Paulus de vraag over het waarom van de wet als die toch niets toevoegt aan de belofte aan Abraham. Hij laat vervolgens zien dat wet Israël/ons laat zien dat we als mens op geen enkele wijze aan Gods standaard kunnen voldoen. De wet laat zien dat we zondaren zijn door de zonde als overtreding van Gods geboden aan het licht te brengen. De wet veroordeelt ons echter alleen maar kan ons niet redden, hij kan ons dood in zonden en misdaden verklaren maar kan ons geen leven geven. Maar juist omdat we dat niet kunnen maakt dat dat we teruggeworpen worden op Gods enige weg tot behoud, het verlossingswerk in Zijn Zoon. En dan zien we dat juist omdat allen veroordeelt zijn ook allen door genade behouden kunnen worden. Maar dat niet alleen. Want wanneer we uit geloof gerechtvaardigd worden, worden we ook geacht uit geloof te leven.
Gal.4:1-7
Het Joodse volk is onder de wet, de tuchtmeester, tot aan de komst van Christus. Tot die tijd is zij een onmondig kind. Daarna wordt zij, op grond van geloof, aangesteld als zoon en daarmee als erfgenaam. Dit geldt echter voor iedere gelovige. Niet alleen vrij van zonde en schuld, maar ook opgenomen in het huisgezin van God en meer nog, erfgenamen van de heerlijkheid van Christus.
In dit gedeelte spreekt Paulus zijn ernstige zorg uit naar de gemeenten van Galate. Hoewel zij wisten met Christus gestorven, begraven en opgestaan te zijn en dat dat de enige bron van leven was door het werk van de Heilige Geest, plaatsten zij zich toch weer onder iets wat van vóór het kruis was. Zij waren bevrijd van alles wat tot vroeger behoorde en nu stelden zij zich vrijwillig onder de wet. Dit uitte zich in het zich nauwkeurig gaan houden aan de joodse feestdagen, de besnijdenis en de reinheidswetten. Feitelijk zien we hier de christen die net als het joodse volk terugverlangde naar de situatie van Egypte. Dit was bijzonder ernstig. Wat hierover gezegd is zullen we verder opzoeken in handelingen 15 waar we in het bijzonder vinden dat Christus zowel ons verleden als ons heden bepaalt; alleen Híj is onze gerechtigheid en onze heiligheid.
(Gal.4: 12-20) In deze verzen doet Paulus een appѐl op de Galatiërs om terug te keren tot de leer, en het daarbij behorende leven, die zij in het begin van Paulus aangenomen hadden. Paulus was bang dat al die arbeid tevergeefs is geweest nu zij het evangelie probeerden te mixen met de wet. Hij probeert hen terug te brengen in de vrijheid van Christus door hen te herinneren aan de goede oude dagen waarin zij zo blij waren met het onversneden evangelie.
In Gal.4:21-31 illustreert Paulus aan de hand van de geschiedenis van de eerste twee zonen van Abraham de problemen onder de gelovigen in Galatië. Hij laat zien dat wet en genade nooit samen kunnen gaan en dat het een groot gevaar is wanneer men dat wel probeert te doen. Deze geschiedenis laat de verschillen zien tussen wet en genade. Het ene is slavernij, het andere vrijheid. God heeft Abraham zegen belooft en komt zelf die belofte na. Het God proberen te helpen met eigen werken sluit Zijn genade buiten. Met alle consequenties van dien zoals we in het volgende hoofdstuk zullen lezen.
In deze verzen spreekt Paulus over het centrale thema van de brief. De gelovige is door de Heer vrijgekocht van de vloek van de wet. Hij wordt nu geacht als een vrij mens te leven in de dienst aan de Heer. Door weer onder de wet te gaan leven stelt hij zich weer onder slavendienst. In dat geval zal hij niet de vreugde ervaren die vrijheid in Christus ons geeft, integendeel, Christus zal hem niets baten.....men leeft weer onder de vloek.
In Gal.5:6-12 vraagt Paulus de gemeenten in Galatië hoe het toch komt dat zij het juiste spoor verlaten hebben. Hun mix van wet en genade komt niet van God en is daarom een ernstige afwijking. En het gaat niet om leer alleen maar ook om wat dit doet in hen, maar ook ons, geloofsleven. Paulus is echter niet moedeloos. Hij gelooft dat gelovigen die hun geloof serieus nemen terug zullen keren. Hij confronteert hen met de vervolging die hij doormaakt voor het evangelie. Laten ook wij vasthouden aan de christelijke vrijheid door in en door de Geest elkaar in liefde te dienen.